Briefhoofd

Het moeilijkste deel van een brief, en de voornaamste plek waar de ontwerper van briefpapier zijn creativiteit kwijt kan is het briefhoofd. In de huidige stijl heeft de gebruiker drie mogelijkheden.

Een. Hij gebruikt voorgedrukt briefpapier. Als dit zich een beetje aan NEN-normen houdt is er verder niets aan de hand.

Twee. De gebruiker kan zelf een macro \briefhoofd schrijven. Als dit binnen de hoogte van \@headheight blijft, is er niets aan de hand; voorkeursbreedte is 4\refveldbreedte, dat wil zeggen, de breedte van de referentieregel.

Drie. Er is een macro van twee argumenten, `maakbriefhoofd', die een briefhoofd levert dat geïnspireerd is op de voorbeeldbrief in NEN-1026. Voorbeeld:

\maakbriefhoofd{WG13}{Werkgroep 13\\ Mathematisch Instituut
   \\ Toernooiveld 5\\ 6525 ED Nijmegen}
Het eerste argument levert een tekst op die links boven een verticale lijn gezet wordt. Het links aanlijnen gebeurt met \hfil, dus met een \hfill in het argument kan een deel van het hoofd naar rechts worden geschoven.

Het tweede argument van `maakbriefhoofd' wordt als een blokje tekst rechts onder de lijn in het briefhoofd gehangen. In principe is dit argument er voor het adres van de afzender. Er is echter een mogelijkheid het antwoordadres in het adresveld op te nemen, zie hier onder. In het briefhoofd kan dan een omschrijving als `adviesburo voor gespecialiseerde algemeenheden' staan.

Het tekstblok in het tweede argument lijnt links met de datum en het vierde voetitem (zie onder), en blijft idealiter binnen de marge van de pagina. Er worden echter geen `overfull box' meldingen gegeven als de tekst te breed is.

Er is een `sterretje'-versie van `maakbriefhoofd'; deze geeft op de vervolgbladen alleen het eerste argument plus de streep. Dat maakt de kop van de pagina wat minder zwaar.